Een plek om te verdwijnen

Een plek om te verdwijnen, Kees Ruys
Roman, 1996, Atlas
Astrid van de Wind ontwaakt in een hotel aan zee, begeeft zich naar de spiegel in de badkamer en doet daar een verbijsterende ontdekking. Gedurende het etmaal waarin ze probeert de toedracht tot het gebeurde – en de dader – te achterhalen, wordt ze steeds nadrukkelijker met haar levensangst geconfronteerd en komt langzaam tot de oorsprong van haar eenzaamheid.


Recensies

Willem Kuipers in de Volkskrant:

‘Door zich in het innerlijk van zijn hoofdpersoon te verdiepen, slaagt Kees Ruys erin een heel milieu, een uitzichtloze vrouwelijke wereld te verdiepen die, goed verteld als zij is, de lezer blijft boeien doordat Ruys steeds meer inzicht geeft in Astrids leven tot dan toe. Dat is alleszins de moeite waard en een niet geringe prestatie van de schrijver. Alleen als Ruys overgaat van Astrids verwarde innerlijk, haar narcisme, haar wanen en herinneringen, naar de reële buitenwereld […] wil zijn verhaal wel eens minder geloofwaardig worden. Niettemin is Een plek om te verdwijnen een roman om serieus te nemen.’

 

Filip Devos in Standaard der Letteren:

‘Kees Ruys maakt in zijn roman Een plek om te verdwijnen een traditionele schets van de vrouw als een gevoelig iemand die zich laat leiden door intuïtie, instinct, zinnelijkheid en gevoel, veeleer dan door de ratio. […] Vooraleerst toont Ruys dat Astrids situatie tekenend is voor haar algemene gesteldheid: ze lijdt aan angsten en onzekerheden, en de oorsprong daarvan is onder meer te vinden in haar jeugd. Daarom probeert ze de relatie met haar ouders te reconstrueren. […] Beide zoektochten draaien dus uit op een ontnuchterende loutering. Met Een plek om te verdwijnen, zijn derde roman, heeft Kees Ruys een interessante, want zeker niet alledaagse kijk op de vrouwelijke denkwereld gegeven in een suggestief en meeslepend proza.’

 

André Matthijsse in Haagsche Courant:

‘Het intrigerende van dit boek is dat het verhaal langs twee lijnen loopt die ten slotte samenkomen. De ene lijn volgt het gedrag van een vrouw tijdens haar verblijf in Het Kurhaus, de andere die van haar gemoedsleven. […] Het leed om al die verlatingen ontlaadt zich in dat weekeinde. Te veel alcohol, mannen, het casino, bellen naar haar broertje in Australië en haar ex-minnaars – niets is Astrid dit weekeinde te veel. Zij gokt met haar leven, omdat ze eindelijk met haar leven iets doet. Niet voor niets geeft Ruys zijn roman over deze vrouw een motto mee, geciteerd uit Het uur U van Nijhoff: ‘De daad die men naliet heeft / meer kwaad dan de daad gedaan’. Deze Astrid van de Wind is een prachtig personage. Rijp voor het RIAGG verkiest zij het op Scheveningen naar mannen te haken en haar geld naar het casino te brengen. Met recht een plek om te verdwijnen. Ruys vertelt het levensecht, Astrids lotgevallen gaan je aan het hart. Zo hoort het ook in de literatuur.’