Een afgedragen huid


Roman, 1986, Van Oorschot
Een Nederlandse fotograaf zondert zich af in een Sumatraans bordeel, waar hij het verlies van zijn vriendin probeert te vergeten. Terwijl hij de loop van de gebeurtenissen nagaat die tot dat verlies hebben geleid, neemt zijn onzekerheid over haar lot obsessieve vormen aan.
In een wanhopige poging het tij te keren verliest hij de werkelijkheid uit het oog en ziet de hoer die zijn afzondering deelt gaandeweg de gestalte van zijn vriendin aannemen. Het proces van een onmogelijke liefde herhaalt zich en confronteert hem met haar wezen en zijn onmacht een verbintenis aan te gaan.

 

Recensies

Aleid Truijens in NRC Handelsblad:

‘De titel, Een afgedragen huid, stond me zo tegen, en de man op de foto keek me zo wantrouwend aan, dat ik het boek telkens weer verstopte. […] Wie kan mij dwingen een dikke roman, geschreven in die hulpeloze zenuwlijersstijl uit te lezen? 160 pagina’s. Weg ermee. In de kast.
Ik kreeg ongelijk. Halverwege Een afgedragen huid moest ik het toegeven: K. Ruys is een nieuwe schrijver met een eigen toon. […] De hakkelige zinnetjes waarmee het boek begint blijken achteraf functioneel te zijn: zij geven de restjes weer van een man die zo verward is, dat hij alles wat aan zijn ogen of aan zijn geheugen voorbijschuift met moeite van een woord kan voorzien, als een tweejarige. […] De kracht van Een afgedragen huid ligt niet in de nauwgezette, herkenbare beschrijving van een afbrokkelende liefde tussen twee carrièremakers, maar in de onnadrukkelijke beschrijving van de mislukking van een parallelle liefdesgeschiedenis tussen Tom en het hoertje Lindawati. […] Het is Ruys gelukt op een suggestieve manier twee liefdesgeschiedenissen in elkaar te laten vervloeien. De ontroerende dialogen tussen Tom en Lindawati en de brieven van Tom aan Laura vormen samen een vanzelfsprekend geheel. De roman is een constructie zonder knarsende scharnieren, een mengeling van stijlen die zo goed bij de sprekend of schrijvend ingevoerde personages passen, dat de wisseling nauwelijks opvalt. […] Een oorspronkelijk debuut dat nu eens niet namen van zes vakkundige voorgangers in herinnering roept.’

 

Wim Sanders in Het Parool:

‘Een ik de ik-vorm geschreven verslag van toenemende gekte na een persoonlijk verlies is uiteraard geen unicum in de Nederlandse letteren, maar zoals altijd gaat het erom hoe het wordt verteld. En dan is K. Ruys, zoals dat nu eenmaal heet, een veelbelovend debutant, zij het dat hij er niet in is geslaagd de krachtige toon waarmee het boek inzet tot het einde vast te houden. […] Maar desondanks heeft Ruys zich met deze roman gepresenteerd als een schrijver die weliswaar nog niet alles, maar wel veel in zijn mars heeft, als iemand die in een paar zinnen een wereld kan oproepen, treffende dialogen schrijft en niet voort dobbert op de gezapige stroom van gemakkelijke ironie of pretentieuze gekunsteldheid.’

 

Jaap Goedegebuure in Haagsche Post:

‘Ruys situeert zijn roman in het hart van de duisternis: een wrakkig paleis van de zonde, verscholen in de binnenlanden van Sumatra. Langzamerhand neemt prostituée Linda de trekken aan van ex-geliefde Laura, die wel niet toevallig een naamgenote zal zijn van Petrarca’s onbereikbare muze. Zo worden liefde en leven tot een labyrint waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Het boek zet aardig in, maar kan toch de aandacht niet vasthouden. Dat komt misschien doordat Ruys over het hoofd heeft gezien dat koortsdromen, in de eerste persoon verteld, voor een personage wel verwarrend mogen zijn, maar een lezer toch het houvast van een zekere spanning moeten bieden.’

 

André Matthijsse in de Haagsche Courant:

Een afgedragen huid is vooral een proeve van stilistische en psychologische vaardigheid. In stilistisch opzicht is de roman volkomen geslaagd. Ruys voert de lezer door een woud aan gevoelens en gegevens naar de feiten en hun gevolgen. Ronduit knap. […] Ruys schrijft begaafd en brengt een spannende structuur aan. Zijn roman lees je zo’n 150 bladzijden met onverminderde aandacht.’

 

Anton Brand in Nieuwsblad van het Noorden:

‘Wie Ruys’ debuutroman éénmaal leest, kan genieten van een mysterieus en sfeervol verhaal; wie zich de luxe van het herlezen permitteert, zal zien dat het boek pas dan zijn geheimen prijsgeeft, en zal de grote zorg waarmee het is geschreven waarderen. […] Ruys heeft het koloniale verleden niet nodig om zijn verhaal zin te geven, en dat is wel uniek. Voortdurend is er een spanning voelbaar tussen de geest van het Westen, met zijn eigenzinnige opvattingen over seksualiteit en liefde, en die van het Oosten, met zijn beroep op mysterie en bovennatuurlijke krachten.’

 

Wim Vogel in Haarlemse Courant:

‘In zijn debuut beschrijft Ruys de geestelijke en lichamelijke ondergang van een Nederlandse fotograaf, Tom van Wissen, die in een Sumatraans bordeel niet alleen het verlies van zijn vriendin probeert te vergeten, maar ook probeert te achterhalen wat er in hun verhouding is misgegaan. […] Opnieuw dus het spel tussen natuur en beschaving, tussen geest en materie, tussen ideaal en werkelijkheid. […] Misschien doe ik het debuut van K. Ruys te veel eer aan door het zo cultuurfilosofisch te benaderen, maar uiteindelijk is zijn roman daar wel de aanleiding toe.’

 

Henk Figee in Utrechts Nieuwsblad:

‘Wie als debutant een manuscript bij Van Oorschot erdoor krijgt, moet van niveau zijn. […] Ruys vertelt dit universele verhaal over zoeken, vinden en verliezen in de vorm van een moderne queeste. Het gegeven is boeiend, universeel en Ruys vertelt uitermate meeslepend door de toenemende waanzin ook door te laten klinken in zijn manier van vertellen. Zijn taalgebruik is beeldend en emotioneel. Bij herlezing van de roman ontdekte ik steeds weer nieuwe passages waardoor ik ontroerd werd. Kortom, een roman met uitzonderlijke kwaliteiten.’