Javaanse brieven

Reisbrieven, 1992, Van Oorschot
Vanuit Indonesië verstuurt Kees Ruys vier lange brieven aan de raadselachtige Ciska, een jonge Nederlandse vrouw. Tijdens een reis van een half jaar door de archipel, met Java als begin- en eindpunt, verhaalt de schrijver van de angsten die hij uitstaat nadat hij is opgenomen in een tovenaarsfamilie, van zijn vriendschap met popidool Rhoma Irama, van postbeambten die brieven stelen, winkelmeisjes die hun klanten chanteren, boekhandels zonder literatuur en een bibliotheek waar kolibri’s langs een merkwaardige verzameling Nederlandse boeken vliegen.
Ontroerend is het verslag van de liefde die Ruys opvat voor het analfabete meisje Sulawati. Waar hij ervan geniet soms aan de westerse samenleving te kunnen ontsnappen, verlangt zij juist naar de rijkdom van het Westen. De kloof tussen beider culturen blijkt onoverbrugbaar.
Hoe moeilijk het voor westerlingen en Indonesiërs nog steeds is hun houding tegenover elkaar te bepalen en niet te vervallen in oud-koloniale omgangsvormen, blijkt uit tal van groteske gebeurtenissen.
Javaanse brieven is een fascinerend boek over Indonesië en haar inwoners, die op de drempel van de 21ste eeuw aarzelen tussen de ambities van een regionale grootmacht en het behouden van een paradijs op aarde.

 

Recensies

Alle Lansu in de Volkskrant:

‘De vier zéér uitvoerige brieven aan een vriendin in Nederland bestrijken ieder rustig een periode van meer dan anderhalve maand en hebben de omvang van een klein postpakket. Reden om te vermoeden dat de presentatie enigszins geconstrueerd is. Maar het is wel duidelijk waar het Ruys om is te doen: hij wil een persoonlijk verhaal vertellen in een zo direct mogelijke vorm. […] Ruys beperkt zich niet tot navelstaren. Hij is ook op zoek naar het geheim van een land waar hij van houdt. Die worsteling vormt de rode draad door de brieven. Hij kent de Indonesiër en diens sociale omgangsregels, maar de verwondering en verbazing blijven. En de ergernis. Ruys maakt Indonesië niet mooier dan het is. […] De romance van Ruys met het analfabete meisje Sulawati, een van de mooiste, ontroerendste episodes in het boek, vormt de metafoor van zijn moeizame verhouding tot het geliefde land. […]

De brieven bevatten een schat aan korte, fragmentarische schetsjes van de hedendaagse Indonesische samenleving. Ruys kan goed observeren. Dat levert tal van rake, sfeervolle impressies op. Ik heb Javaanse brieven met bijzonder veel plezier gelezen.’

 

Gerrit Jan Zwier in Leeuwarder Courant:

‘Anton Koolhaas mocht zich dan in Indonesië een “boerenlul” vinden die niet kon wennen aan het bruisende gemeenschapsleven in de tropen, op Kees Ruys is deze typering niet van toepassing. Weliswaar heeft ook hij zijn problemen met een samenleving die de behoefte aan privacy als een tegennatuurlijk verlangen beschouwt, maar dat wil niet zeggen dat zijn brieven de geest ademen van een nurkse mopperkont. Integendeel. Hij laat zich graag onderdompelen in het tropische bubbelbad en telt pas na een tijdje zijn fysieke en geestelijke schrammen en kwetsuren. […] Hoewel de toon van Kees Ruys mij vaak te literair en hooggestemd is, geven zijn brieven een actueel en boeiend beeld van het alledaagse leven in Indonesië. Zij vertellen tevens het verhaal van een gevoelige jongeman voor wie de omweg van de reis de kortste weg is naar zijn innerlijk.’

 

G.T. Tjen-A-Kwoei voor NBD Biblion:

‘Een half jaar lang reist de auteur in 1988 Java af op zoek naar de ware identiteit van de ongrijpbare Javaan. Zijn zeer persoonlijke reisreportages in briefvorm, bevatten dan ook zijn bevindingen over Javanen, in het bijzonder die aan de zelfkant van de maatschappij. Een fascinerend, realistisch boek […]. Het is in vlot Nederlands geschreven, bevat goede sfeertekeningen, evenals herkenbare typen en situaties.’

 

Jacob Moerman in Het Binnenhof:

‘Tijdens zijn reis van een half jaar door deze archipel, met Java als begin- en eindpunt, verstuurt Ruys zijn verslagen naar de raadselachtige jonge Nederlandse vrouw Ciska. Het resultaat van alle brieven is een fascinerend boek over een land dat zich tussen twee werelden bevindt: die van een denkbeeldig paradijs en die van een regionale grootmacht.’

 

Pasar Krant:

Javaanse brieven is een fascinerend boek. In vier lange brieven wordt verslag gedaan van een reis door Indonesië, met de nadruk op Java. “Reis” is hier een moeilijk begrip, want terwijl Ruys zijn best doet om de betovering van het onbegrijpelijke voor zichzelf te bewaren, raakt hij door zijn intensieve contact met verschillende Indonesiërs heel nauw betrokken bij hun leef- en gedachtewereld en wijdt hij wel degelijk diepzinnige gedachten aan bijvoorbeeld de Indonesische omgang met tijd, aan omgangsvormen en aan de psychologie van de mensen die hij leert kennen. Ruys is een reiziger die zich werkelijk inlaat met het vreemde. Daardoor ontstaat er een indringend beeld van Indonesië zoals je dat zelden tegenkomt in reisliteratuur. Juist de combinatie van grote intimiteit en de grenzen van het begrip maken het boek enorm spannend. De drijfveren achter het verlangen om te reizen, het raadsel van de liefde en de noodzaak om te schrijven worden steeds onderzocht en op hun waarachtigheid gewogen. Indrukwekkend, ik kon het boek geen ogenblik wegleggen.’